Met dank aan de Voorzitter Heemkundekring “De Kleine Meijerij”
de Hr. A.A.M. Smits, De Hoefkens 21, 5066BX Moergestel
tel. 013-5131694
Van St.-Antoniusgasthuis via St.-Antoniushuis naar Antoniushuis
De jaren dertig van de vorige eeuw zijn nauw verbonden met de toen heersende crisis. Die problematische situatie miste zijn uitwerking niet op de bevolking van Moergestel, waar werkloosheid en armoede de nare gevolgen van waren.
De toenmalige pastoor Jos Janssen benaderde de congregatie van de Zusters Franciscanessen van de H. Antonius, ook wel de Missiezusters van Asten genoemd. Hun werkterrein lag voornamelijk in de missie en in 1913 werd de doelstelling van de congregatie dan ook verwoord als « zich te wijden aan liefdewerken, hoofdzakelijk in de vreemde Missiën en bij voorkeur bij de Nederlandsche Missionarissen ». Hun werkterrein was – naast Noorwegen – toenmalig Belgisch Congo, Borneo/Kalimantan (Indonesië), Aruba en Brazilië. De zusters maakten zich verdienstelijk op het terrein van verpleging en onderwijs. Het waren échte « volkszusters » en toen hun missionaire taak stilaan tot het verleden ging behoren, vonden zij eigen wegen om hun religieus leven een spirituele en zinvolle invulling te geven.
Het moederhuis van de congregatie staat in Asten en dat verklaart dan ook de meer profane naam.
Pastoor Jos Janssen had de Zusters van Asten verzocht om in Moergestel de bejaardenzorg, de kraamverpleging en de wijkhulp te helpen opzetten en uit te bouwen.
Op 4 mei 1935 gingen de zusters akkoord om zich te wijden aan de hen opgedragen taken en op 20 mei kwamen zij een kijkje nemen op de locatie, waar hun klooster gebouwd zou gaan worden. De Moergestelse architect Toon Vriens had een ontwerp gemaakt, dat allerwegen lof oogstte. De regionale krant typeerde het klooster als een gebouw « hetwelk – in ouden bouwtrant opgetrokken, doch inwendig van alle hedendaagsch comfort voorzien – ook in architectonisch opzicht een belangrijke aanwinst voor onze gemeente mag heeten ». De firma A. Brekelmans uit Udenhout is met zijn offerte van ƒ 54.900,-- de laagste inschrijver en aan hem wordt dan ook de bouw gegund. Het ontwerp van Toon Vriens sluit nauw aan bij de vrijstaande panden aan de noordzijde van de Raadhuisstraat, die alle in de twintiger jaren van de vorige eeuw gebouwd zijn.
Een gelukkige omstandigheid is, dat in oktober 1936 de oprichtingsvergadering van het Wit Gele Kruis plaatsvindt, een feit, dat samenvalt met de komst van de zusters. De zusters assisteerden bij bevallingen, namen de zorg voor moeder en kind op zich en verleenden assistentie op het consultatiebureau.
Geruime tijd heeft de voorgevel van het pand de naam gedragen van « St. Antoniusgasthuis » en fungeerde op die manier als een soort verzorgingshuis, echter met dien verstande, dat er twee klassen te onderscheiden waren : Degene die de kamers aan de voorzijde betrok moest ƒ 40,-- per maand neertellen, maar genoot volop privacy. De tweede klasse kende gemeenschappelijke slaapzalen, één voor mannen en één voor vrouwen (echtparen sliepen dus ook gescheiden). Ook de eetkamers en de recreatiezalen waren gescheiden. De kosten bedroegen ƒ 25,-- per maand.
De eerste wijkzusters waren zuster Gertruda en zuster Huberta. Die laatste zuster, zonder anderen te kort te willen doen, was weliswaar klein van stuk, maar groot van daden.
Binnen zeer korte tijd waren de zusters erin geslaagd om zich binnen de gemeenschap Moergestel een herkenbare plaats te verwerven. Juist de wijkhulp, het consultatiebureau en assisteren bij bevallingen (Zuster Wilhelmina en zuster Adelberta) waren gerichte activiteiten om bij de plaatselijke bevolking het vertrouwen te winnen.
Dan trekken donkere oorlogswolken over ons land. De dreiging resulteerde in inkwartiering van eerst eigen soldaten in het najaar van 1939 en het moet gezegd, de zusters ondervonden niet al te beste ervaringen van dit « stelletje ongeregeld », gezien de vernielingen die aangericht werden. In de meidagen van 1940 stond nabij het klooster een geschut opgesteld van Franse soldaten, die de opdracht hadden om de opmars van de Duitsers te vertragen. Tegenhouden zou te veel gevraagd zijn, omdat hun wapenuitrusting in het niet viel bij datgene wat de vijand aan tanks en kanonnen inbracht. Door beschieting van Duitse vliegtuigen raakten enkele Franse soldaten gewond, die geneeskundige hulp kregen in de kelder van het klooster.
Na de eerder genoemde inkwartiering waren het in juni 1944 de Duitsers die bezit namen van de vertrekken aan de voorzijde van het klooster. De zusters moesten aan het « Herrenvolk » culinaire diensten verlenen. De Duitse bezetting had ook gevolgen voor andere religieuzen in het dorp. De jongensschool St. Jozelf was gevorderd door de Duitsers en er werd volop geïmproviseerd om de lessen in bepaalde dagdelen doorgang te laten vinden. Zo zaten bepaalde klassen in een schoenfabriek en ontvingen daar – tussen de voornamelijk lege rekken – onderricht. De Broeders van Onze Lieve Vrouw van Lourdes, kortweg de Broeders van Dongen genoemd, sliepen op de zolder van het St. Antoniusgasthuis. Ook de paters Assumptionisten hebben enige tijd onderdak gekregen bij de missiezusters. Weer later genoten de paters Montfortanen de gastvrijheid van de zusters.
Dan, op 24 oktober 1944 wordt door de Duitse bezettingsmacht een waarschuwing uitgevaardigd. De bezetter zal de brug over de Reusel van explosieven voorzien en deze op een vooraf bepaald tijdstip tot ontploffing brengen. De oprukkende geallieerden, komend vanuit Spoordonk, zullen in hun opmars aanmerkelijk vertraagd worden, zo redeneert de Duitser. De ramen worden opengezet, de schilderijen en spiegels van de muur gehaald en al wat breekbaar is, krijgt een veilige plaats. Iedereen wacht in spanning het moment van de explosie af. Als het zover is, is de aanblik van het St. Antoniusgasthuis één grote puinhoop. De muren staan weliswaar overeind, maar de pannen zijn kletterend van het dak gekomen en er staat hier en daar nog een spaarzame ruit in haar sponning.
De volgende dag, 25 oktober 1944, komen de eenheden van de 15e Schotse Divisie om Moergestel te bevrijden en hun opmars voort te zetten via de Vinkenberg naar Biest-Houtakker en vervolgens naar Hilvarenbeek ; via de Tilburgseweg langs het Trappistenklooster en vervolgens langs het kanaal ; via de Oisterwijkseweg richting Berkel-Enschot en vervolgens naar de Heikant in Tilburg. Het was namelijk de bedoeling om de grote stad Tilburg van drie kanten te benaderen en de vijand in de tang te nemen.
De verkenningseenheid van de Schotten had bij de Reusel rechtsomkeer moeten maken vanwege het feit, dat de brug opgeblazen was. De tanks kwamen met donderend geraas aanstormen en besloten werd, dat één tank van de eenheid van luitenant Archibald Fletcher zou proberen in de Reusel af te dalen om op die manier een bruggenhoofd te vormen. Men had zich echter onvoldoende rekenschap gegeven van de kracht van de explosie van de avond tevoren. In de bedding van het riviertje was door de forse dynamietlading een enorm gat geslagen. De « Montrose », de tank, die bestuurd werd door Alex Somerville, bleef steken. Aan de overkant, dus in de Raadhuisstraat, moest de toegestroomde menigte met lede ogen toezien hoe de lang verbeide bevrijders nog op zich lieten wachten. Dan neemt pater Lambertus Vermeulen, Assumptionist én verzetsman, de leiding en alles wat kan dienen voor de soldaten om de overkant te bereiken, wordt door de verzamelde dorpsbewo- ners vanaf die ene oever in de Reusel gegooid. Luitenant Robert Runcie van een andere tankeenheid is zo ontroerd, zo meldt hij mij in 1985 in een persoonlijke brief – hij mag zich dan inmiddels Aarts- bisschop van Canterbury noemen - , dat dit beeld op zijn netvlies geëtst staat, zijn eerste ontmoeting met de Moergestelnaren. « Plotseling hieven zij het Wilhelmus aan en dat maakte een enorme indruk. »
Wie ook indruk maakte – en dan niet in het minst vanwege zijn gestalte – was de commandant van de 15e Schotse Divisie, Generaal-majoor Colin Muir Barber. Hij torende hoog uit boven zijn officieren en manschappen en zij gaven hem met zijn 2.03 meter een koosnaam : « Tiny Barber ». Hij heeft nog de nacht doorgebracht in een huis aan de Oisterwijkseweg op nr. 76.
Bij de herdenking van de 50-jarige bevrijding in 1994 is tegenover het inmiddels genoemde St. Antoniushuis het standbeeld onthuld van generaal C.M. Barber en wel door kolonel Archie Fletcher O.B.E.
Op enig moment, als de boel in het klooster na de enorme explosie enigszins gefatsoeneerd is, komt er een verzoek van het Militair Gezag om een aantal NSB-kinderen in het klooster op te nemen. De ouders van de kinderen, die lid waren van de Nationaal Socialistische Beweging van Ir. Anton Mussert, hadden gecollaboreerd met de vijand en waren daarom ondergebracht in zogeheten interneringskampen, waar zij hun berechting moesten afwachten. Het Militair Gezag was zich bewust van de gehavende toestand van het klooster en als tegenprestatie bood deze hulp aan bij de wederopbouw van het klooster. In het voorjaar van 1945 kwam een aantal evacués uit onder meer Groesbeek naar Moergestel en ook de eerder aangekondigde kinderen van « foute ouders » namen hun intrek in het klooster en zouden tot augustus 1946 blijven.
De oorlog lag achter ons en het alledaagse ritme werd – voor zover mogelijk – weer opgepakt. Voor de kraamverpleging was er weer volop werk aan de winkel en zelfs in het klooster werd daartoe een aanvang genomen; de bejaarden van het gasthuis – door de zusters eerbiedig hun « pensiongasten » genoemd - namen in aantal toe en het wijkwerk floreerde als nooit tevoren.
Dan komt in 1963 de eerste Wet op de Bejaardenoorden (WBO) tot stand. Als hoofddoel van die wet zou gelden de bescherming van de bejaarde in de bejaardenoorden en het bewaken van het peil van huisvesting en verzorging. In 1972 vond een wijziging plaats in de eerste WBO. Als oorzaak was aan te wijzen : de explosieve stijging van de kosten voor de bijstand, de grote stijging van de verzorgingskosten en de sterke stijging van het aantal oorden tot 1972, waarbij de bouwkosten geheel door het rijk werden betaald. Dit leidde tot een duidelijker beleid ten aanzien van de doelgroep. In 1975 werd het bejaardenhuis « Reuselhof » geopend en daarmee kwam een eind aan de verzorging van de « pensiongasten » in het St. Antoniusgasthuis. Opmerkelijke bijzonderheid was toen, dat door de hiervoor aangehaalde verandering de naam van het klooster gewijzigd werd in « Antoniushuis », maar dat was slechts van korte duur. Korte tijd later stonden de letters « St. » er weer voor om niet lang daarna opnieuw te verdwijnen. Er zal intern binnen de kloostergemeenschap daarover de nodige discussie ontstaan zijn.
In 2004, toen de kloostergemeenschap nog bestond uit twaalf zusters, werd een aanvang gemaakt met het definitieve vertrek uit Moergestel en de weg opgegaan naar het Moederhuis in Asten.
In de onderhandelingen met projectontwikkelaar, in casu Woonstichting « Stromenland » had de directie van het klooster, in de persoon van zuster Blandine van het Moederhuis in Asten, als voorwaarde gesteld, dat de bestemming bij verwezenlijking van de nieuwbouw nauw zou aansluiten bij de doelstelling, zoals die door de zusters vorm was gegeven, te weten de zorg voor de zieke en behoeftige mens. Bovendien hadden de zusters in hun koopovereenkomst bedongen, dat behoud en handhaving van de voorgevel een voorwaarde was, een en ander « afgegrendeld » met een schadeclaim bij niet nakoming van deze clausule.
Inmiddels – we schrijven dan najaar 2009 - heeft een aantal Moergestelnaren hun appartement betrokken ; hebben cliënten van « Olivier » hun intrek genomen en zijn voorbereidingen getroffen voor huisvesting van medische en paramedische instellingen en dit alles in een geheel nieuw complex.
voorzitter heemkundekring « De Kleine Meijerij »